Nederlandse watervoetafdrukken, 2010-2021

De watervoetafdruk van de Nederlandse consumptie is tussen 2010 en 2021 afgenomen met 35 procent. De watervoetafdruk van de Nederlandse productie lag in 2021 ongeveer 14 procent lager dan in 2010. De waterstressvoetafdruk voor consumptie nam in deze periode met 42 procent af, en de waterstressvoetafdruk voor productie met 26 procent. Watervoetafdrukken geven aan hoeveel watergebruik of waterstress er mondiaal optreedt als gevolg van Nederlandse consumptie of productie.

Watergebruik en waterstress door economische activiteiten 

De watervoetafdrukken betreffen het gebruik van water over volledige mondiale toeleveringsketens van de producten die in Nederland worden geconsumeerd dan wel geproduceerd. Bij de watervoetafdrukken maken we onderscheid in de hoeveelheid zogeheten ‘blauw’ water die nodig is voor onze productie en consumptie, en in de zogeheten ‘waterstress’ die dit oplevert. Blauw water betreft water dat onttrokken wordt aan (zoet) oppervlaktewater en grondwater dat geconsumeerd wordt. Dat wil zeggen: water verwerkt in producten of verdampt tijdens het productieproces; dus geen koelwater dat terugvloeit naar de waterbron. 'Waterstress' is gelijk aan het blauwwatergebruik maal een factor die gebaseerd is op de resterende waterbeschikbaarheid in een gebied nadat mens en natuur water hebben onttrokken. Deze factor is hoger naarmate de resterende waterbeschikbaarheid lager is. Waterstress is gebaseerd op de veronderstelling dat hoe minder water er na onttrekking per gebied beschikbaar is, hoe waarschijnlijker het is dat er tekorten ontstaan.

Trend in de watervoetafdrukken

De blauwwatervoetafdruk van de totale Nederlandse consumptie is tussen 2010 en 2021 afgenomen met 35 procent van 5,4 naar 3,5 miljard m3. De totale consumptie is gebaseerd op de nationale bestedingen zoals gedefinieerd in de nationale rekeningen en bestaat uit de bestedingen van burgers en de overheid, en de bruto investeringen in vaste activa (zoals gebouwen en machines) door sectoren, overheid en huishoudens (CBS, 2024). De daling vond bijna volledig plaats in de periode van 2010 tot 2014, een periode waarin de Nederlandse finale bestedingen ongeveer gelijk bleven. Van 2014 tot 2018 was er een lichte stijging en daarna daalde de voetafdruk weer verder. De trend in de watervoetafdruk hangt samen met de trend van de finale bestedingen die in de periode tot 2014 ongeveer gelijk bleven en daarna geleidelijk toenamen (Eurostat, 2023).

De productievoetafdruk omvat de effecten van Nederlandse productie voor zowel de binnenlandse finale vraag als voor export naar bedrijfstakken en consumenten in het buitenland. De blauwwaterproductievoetafdruk is in 2021 ongeveer 75 procent hoger dan die van consumptie, en is met 6,9 miljard m3 ongeveer 14 procent lager dan in 2010 (8,0 miljard m3). De productievoetafdruk was het laagst in 2014 en het hoogst in 2018. De gestegen productie voor exportproducten, met vooral een sterke stijging in de periode tussen 2014 en 2018, zorgde ervoor dat de productievoetafdruk minder afnam dan de consumptievoetafdruk. Vanwege efficiencyverbeteringen in productieregio’s en toeleveringsketens is de productievoetafdruk ondanks de sterke stijging in de totale vraag naar producten uit Nederland alsnog afgenomen. Er zijn niet voldoende gegevens beschikbaar om deze efficiencyveranderingen meer gedetailleerd in kaart te brengen, en uit te spitsen naar regio’s en bedrijfstakken.

De waterstressvoetafdrukken van consumptie en productie hebben vergelijkbare trends als de blauwwatervoetafdrukken. De waterstressvoetafdrukken zijn in 2021 ongeveer een factor 28 hoger dan de blauwwatervoetafdrukken. Dit betekent dat veel van het Nederlandse blauwwatergebruik plaatsvindt in gebieden met grotere kans op waterschaarste dan het mondiale gemiddelde.

Watergebruik door consumptie het grootst voor voedsel

Het watergebruik is relatief groot als gevolg van de consumptie van voedsel. Voor zowel plantaardig voedsel als voor het maken van dierlijke eiwitten wordt veel gebruik gemaakt van water. In 2020 levert de Nederlandse consumptie van voedsel met 2,2 miljard m3 (62% ) de grootste bijdrage aan de blauwwatervoetafdruk en bij waterstressvoetafdruk gaat het om 70,8 miljard mH2O-eq. (72% van het totale watergebruik door consumptie).

Diensten en consumptiegoederen hadden ieder met ongeveer 13 procent een even grote bijdrage in de blauwwatervoetafdruk. Het gaat bij deze productgroepen om watergebruik als gevolg van de winning en teelt van grondstoffen zoals katoen en wol voor kleding, en de teelt van kamerplanten en snijbloemen (overige inboedel). 

De consumptievoetafdrukken betreffen alleen het indirecte watergebruik gerelateerd aan de finale bestedingen en zijn dus exclusief het directe watergebruik van huishoudens voor onder andere de wasmachine, persoonlijke verzorging en voedselbereiding. In 2021 bedroeg het huishoudelijk watergebruik 812 miljoen m3 (CLO, 2023).

Veel watergebruik als gevolg van export

Bij de productievoetafdruk wordt watergebruik toegerekend aan de eindsectoren; dit zijn de bedrijfstakken in Nederland die produceren voor binnenlands geconsumeerde eindproducten en voor de export van grondstoffen, halffabricaten en eindproducten. In 2020 waren de producenten van voedsel, dus de landbouw en voedingsmiddelenindustrie, voor ruim twee derde (68 procent) verantwoordelijk voor het watergebruik van productie. Watergebruik in de keten van de landbouw dat al bij de voedingsmiddelenindustrie is meegeteld wordt niet meer meegeteld bij de landbouw zelf om dubbeltellingen te voorkomen. De niet-voedingsmiddelenindustrie, dat is de basisindustrie en de overige industrie, was in 2020 verantwoordelijk voor 13 procent van de blauwwatervoetafdruk en de diensten voor 11 procent. 

Bij de waterstressvoetafdruk is de bijdrage van de voedingsmiddelenindustrie met 74 procent fors hoger dan bij de blauwwatervoetafdruk (58%). Dit duidt er op dat deze sector relatief veel grondstoffen en producten betrekt uit regio’s waar de kans op watertekorten groter is.

Watergebruik door consumptie vindt grotendeels buiten Nederland en de rest van de EU plaats

Zowel bij de consumptie- als de productievoetafdruk voor blauwwatergebruik vindt een deel in Nederland plaats (respectievelijk 13% en 22%). Bij de waterstressvoetafdrukken is dit slechts 1%. Het blauwwatergebruik en de waterstress zijn voor een deel te vinden in andere EU-landen en bij belangrijke handelspartners zoals de VS en China, maar het grootste deel betreft regio’s in de Rest van de wereld-categorie die verder niet is gespecificeerd. Dit zijn vooral landen met lage- en middeninkomens waaruit onder andere grondstoffen voor voedselproductie en veevoer worden geïmporteerd. Voor deze landen zijn geen gedetailleerde gegevens in het MRIO model opgenomen.

De verdeling over wereldregio’s bij de productievoetafdruk komt praktisch overeen met die van de consumptievoetafdruk. Uit China worden relatief veel consumptiegoederen geïmporteerd voor consumptie in Nederland. Het hieraan gerelateerde watergebruik is vooral het gevolg van het watergebruik bij de productie van deze spullen inclusief de daarvoor benodigde grondstoffen.

De watervoetafdrukken zijn relatief hoog vergeleken met andere EU-landen

In 2020 is de Nederlandse blauwwatervoetafdruk door consumptie 204 m3 per inwoner, iets hoger (8 procent) dan het gewogen gemiddelde voor de hele EU. Zowel de mediterrane landen als enkele Nederland omringende landen (Duitsland, België en Luxemburg) hebben een relatief hoge blauwwater consumptievoetafdruk per inwoner. Landen in Oost-Europa hebben een relatief lage consumptievoetafdruk binnen de EU vanwege een lager welvaartsniveau.

De Nederlandse productievoetafdruk ligt (per euro bbp en gecorrigeerd voor koopkrachtverschillen) flink hoger (44 procent) dan het EU-gemiddelde. Slechts drie landen aan de Middellandse Zee hadden een hogere blauwwaterconsumptie per eenheid GDP. Hierbij is gecorrigeerd voor koopkrachtverschillen.

Bronnen

Relevante informatie

  • CLO, Koepelpagina Voetafdrukken
  • Wilting, H. (2021). Trends in Nederlandse voetafdrukken: een update. Methode, data en resultaten. Den Haag, Planbureau voor de Leefomgeving.

Deze indicator is afkomstig van het Compendium voor de Leefomgeving (CLO). Voor de volledige indicator en eventueel een actuelere versie kunt u deze indicator in het CLO bezoeken.